In augustus 2001 vertrok ik samen met Michele in een afgeladen auto naar Italië met ons zoontje van 3 en ons dochtertje van 8 maanden op de achterbank. Niet omdat we zo avontuurlijk zijn aangelegd of omdat we eens aan het wonen buiten Nederland wilden snuffelen. Nee hoor, simpelweg omdat mijn Italiaanse echtgenoot door zijn werkgever weer naar huis werd gehaald.
Zonder meteen in cliché’s te wilen vervallen, verliep onze start in Italie nogal op ‘zijn italiaans’. Tot vlak voor ons vertrek was officieel niet duidelijk welke plek in Italie onze bestemming zou worden. En de stad die in de wandelgangen werd genoemd en waar we viavia al een huurwoning hadden gevonden, werd het op het allerlaatste moment toch maar niet. De beginperiode stond dus vooral in het teken van de woningjacht in een ander deel van Italie dan gedacht. Het had heel wat voeten in aarde voor we een eigen, nog af te bouwen, woning kochten en een huurwoning vonden om die bouwperiode te overbruggen.
Vanaf het moment dat we onze verhuisdozen echter definitief uitpakten om ons eigen stekje in te richten, werd het alleen maar beter. De eerste periode, waarin je voortdurend aanloopt tegen alles wat anders is, of het nu gaat om openingstijden, het betalen van de telefoonrekening of de manier waarop met kinderen wordt omgegaan lag toen al achter me. En nu, zo’n 12 jaar later, wonen we met veel plezier in een klein dorpje in de Toscane. De kinderen, hoewel ‘pubers’ de lading tegenwoordig beter dekt, hebben wortel geschoten en willen hier voorlopig niet weg. En ik ben zo gewend aan het Italiaanse leven, dat ik bij thuiskomst van verweggeweest, de neiging om de ‘barista’ te omhelzen die mij mijn eerste espresso geeft, met moeite kan onderdrukken.
Ons dagelijkse leven, in kleine dingen soms zo anders, maar vast toch heel herkenbaar voor iedereen in Nederland, is de basis voor mijn column op ditisitalie.nl.
Leave a Reply